top of page

De Anatomie van het Spijsverteringsstelsel van het Paard

Het spijsverteringsstelsel van het paard is belangrijk voor de vertering van het voer en de opname van voedingsstoffen die ieder een belangrijke functie hebben in het lichaam. Een gezond en goed functionerend spijsverteringsstelsel is daarom van belang voor het paard. De basis van het rantsoen van het paard is ruwvoer. Het spijsverteringsstelsel is hier dan ook op aangepast. Het spijsverteringsstelsel van het paard bestaat uit de mond, slokdarm, maag, dunne darm, dikke darm, blinde darm en rectum.


Het spijsverteringsstelsel van het paard bestaat uit de mond, slokdarm, maag, dunne, darm, dikke darm, blinde darm en rectum. Deze organen hebben ieder een belangrijke functie om het voer te verteren zodat de voedingsstoffen door het lichaam kunnen worden opgenomen.
Figuur 1: Het spijsverteringsstelsel van het paard bestaat uit de mond, slokdarm, maag, dunne, darm, dikke darm, blinde darm en rectum. Deze organen hebben ieder een belangrijke functie om het voer te verteren zodat de voedingsstoffen door het lichaam kunnen worden opgenomen.

De Mond

De vertering van het voer begint in de mond van het paard. Een gezond volwassen paard heeft 44 permanente tanden die het voer fijner malen zodat voedingsstoffen beter opgenomen worden en het voer vervolgens gemakkelijk door de slokdarm richting de maag kan 1. Een gezond en goed onderhouden gebit is daarom ook essentieel voor de vertering. De kauwbewegingen die het paard maakt om het voer kleiner te maken, stimuleert de productie van speeksel 2. Het speeksel dat zich met het voer mengt in de mond bevat een buffer die het maagzuur in de maag neutraliseert 3. Als een paard op een kilo ruwvoer kauwt, maakt het paard meer kauwbewegingen in vergelijking tot wanneer een paard op een kilo krachtvoer kauwt. Ruwvoer heeft daarnaast ook een vezelige structuur waardoor het langer duurt om dit fijn te kauwen. Wanneer het paard op een kilo ruwvoer kauwt maakt het paard tussen de 3000 en 3500 kauwbewegingen 4. Voor een kilo krachtvoer heeft het paard tussen de 800 en 1200 kauwbewegingen nodig 4. Dit betekent dat als een paard ruwvoer kauwt er een grotere hoeveelheid speeksel en buffer wordt geproduceerd. Ruwvoer heeft hierdoor een beter bufferend effect op het maagzuur.


De Slokdarm

Als eenmaal het voer klein genoeg is gekauwd, gaat het voer via de slokdarm naar de maag. De slokdarm maakt peristaltische bewegingen waardoor het voer richting de maag wordt verplaatst. Tussen de maag en de slokdarm zit een spier die de maag en de slokdarm van elkaar afsluit 5. Het voer kan hierdoor ook maar één kant op richting de maag. Dit komt omdat het voer zo niet kan terugvloeien wanneer het paard in het wild abrupt zou moeten vluchten wanneer zijn maag vol is. In tegenstelling tot bijvoorbeeld koeien, kunnen paarden het voer dus ook niet herkauwen. 


De Maag

Ten opzichte van de rest van het spijsverteringsstelsel is de maag van het paard klein. Paarden grazen van nature tussen de 14 en 16 uur per dag. Hierdoor eten ze frequent kleine beetjes waardoor de maag niet overvol raakt. De maag van het paard heeft een inhoud van ongeveer 7,5 tot 15 liter 2. Omdat de maag klein is, blijft het voer dat hierin terecht komt niet lang zitten en wordt de maag elke keer binnen 2 tot 6 uur geleegd 6. Het is daarom ook aan te raden om de dagelijkse portie voer van het paard door de dag heen in kleine porties te verdelen en te voeren.


De maag is verdeeld in twee delen: het non-glandulaire en glandulaire gedeelte 7. Beiden delen zijn bedekt met slijmvlies. Het glandulaire gedeelte bevat klieren die onder andere verantwoordelijk zijn voor de productie van maagzuur 8. Maagzuur heeft meerdere functies en is bijvoorbeeld een belangrijk onderdeel voor de vertering van eiwitten. Omdat maagzuur in het glandulaire gedeelte wordt geproduceerd en hierdoor een zure omgeving ontstaat, bevat dit gedeelte een dikkere laag slijmvlies om de maagwand te beschermen tegen het zure maagzuur. Het non-glandulaire gedeelte is heeft deze dikkere slijmvlies laag niet en wordt daarom ook niet beschermd tegen erg zuur maagzuur 7. Omdat maagzuur in het glandulaire gedeelte wordt geproduceerd, is de omgeving in dit gedeelte daarom ook zuurder. De buffer in het speeksel neutraliseert het maagzuur en zorgt ervoor dat het niet te zuur wordt 9. Maagzuur wordt namelijk constant geproduceerd, ook als er geen eten in de maag zit 10. Als het maagzuur onvoldoende gebufferd wordt, kan het resulteren in het ontstaan van maagzweren in het non-glandulaire gedeelte van de maag. Voor meer informatie over maagzweren: zie de blog “Maagzweren bij Paarden: Oorzaken, Behandeling, Preventie en de Rol van Goede Voeding”.


De Darmen van het Paard

Als het voer de maag verlaat komt het als eerst in de dunne darm terecht. De dunne darm van het paard is verdeeld in drie delen: de duodenum, jejunum en ileum 3. In dit gedeelte van het spijsverteringsstelsel wordt het voer verteerd door middel van enzymen die zich met het voer mengen 6,11. Wanneer het voer is verteerd, worden de voedingsstoffen ook opgenomen in de dunne darm. Deze voedingsstoffen worden via het bloed getransporteerd naar verschillende plekken in het lichaam waar ze vervolgens een belangrijke functie uitoefenen.


Vezels die voornamelijk afkomstig zijn vanuit het ruwvoer, worden pas in de dikke darm en blinde darm van het paard verteerd door micro-organismen 12. Deze micro-organismen worden ook wel de darmflora of het microbioom genoemd. Het microbioom bestaat uit verschillende soorten bacteriën, schimmels en gisten. De compositie van het microbioom heeft invloed op de vertering van de vezels en de gezondheid van de darmen 13. Door middel van fermentatie worden de vezels omgezet tot de vluchtige vetzuren acetaat, butyraat en propionaat 12. Deze vluchtige vetzuren zijn een belangrijke energiebron voor het paard en zijn essentieel voor de gezondheid en werking van de darmen 14. Voor meer informatie over de darmen en het microbioom: zie blog de blog: “Het Belang van Optimale Darmgezondheid van het Paard”. 


Voer heeft invloed op de werking en de gezondheid van het spijsverteringsstelsel. Een rantsoen dat niet aansluit op de behoeften van het paard kan zorgen voor gezondheidsproblemen gerelateerd aan het spijsverteringsstelsel. Voermanagement wat aansluit op de behoeften van het paard is daarom van belang voor het welzijn en de gezondheid van het paard. Als u twijfelt of het rantsoen van uw paard aansluit op de behoeften van uw paard, neem dan contact op met een nutritionist die u advies kan geven over het rantsoen van uw paard.

 

Referenties


  1. Staszyk, C. (2015) Zähne und Gebiss des Pferdes – eine klinisch-anatomische Übersicht. Tierärtztliche Praxis, 43(6):375-386.

  2. Al Jassim, R.A.M., Andrews, F.M. (2009) The bacterial community of the horse gastrointestinal tract and its relation to fermentative acidosis, laminitis, colic, and stomach ulcers. Veterinary Clinics of North America: Equine Practice, 25(2):199-215.

  3. Merritt, A.M., Julliand, V. (2013) Chapter 1 - Gastrointestinal physiology. In: Geor, R.J., Harris, P.A., & Coenen, M., (Eds.). Equine Applied and Clinical Nutrition. Saunders Elsevier: China.

  4. Meyer, H., Ahlswede, L., Reinhard, H. (1975) Untersuchungen über Freßdauer, Kaufrequenz und Futterzerkleinerung beim Pferd. Deutsche Tierarztliche Wochenschrift, 82(2):54-58.

  5. Chiocchetti, R., Giancola, F., Mazzoni, M., Sorteni, C., Rogmagnoli, N., Pietra, M. (2015) Excitatory and inhibitory enteric innervation of horse lower esophageal sphincter. Histochemistry and Cell Biology, 143:625-635.

  6. Dicks, L.M.T., Botha, M., Dicks, E., Botes, M. (2014) The equine gastro-intestinal tract: An overview of the microbiota, disease and treatment. Livestock Science. 160:69-81.

  7. Bell, R., Mogg, T., Kingston, J. (2007) Equine gastric ulcer syndrome in adult horses: A review. New Zealand Veterinary Journal, 55(1):1-12.

  8. Ricardo, V., Frank, A. M. (2009) New Perspectives in Equine Gastric Ulcer Syndrome. Veterinary Clinics of North America: Equine Practice, 25(2):283-301.

  9. Luthersson, N., Jenifer, N.A. (2013) Equine Applied and Clinical Nutrition Chapter 34 - Gastric Ulceration. In: Geor, R.J., Harris, P.A., & Coenen, M., (Eds.). Equine Applied and Clinical Nutrition. Saunders Elsevier: China.

  10. Reese, R.E., Andrews, F.M. (2009) Nutrition and Dietary Management of Equine Gastric Ulcer Syndrome. Veterinary Clinics of North America: Equine Practice, 25(1):79-92.

  11. Strauch, S., Wichert, B., Greef, J.M., Hillegeist, D., Zeyner, A., Liesegang, A. (2017) Evaluation of an in vitro system to simulate equine foregut digestion and the influence of acidity on protein and fructan degradation in the horse′s stomach. Journal of Animal Physiology and Animal Nutrition, 1: 51-58.

  12. Collinet, A., Grimm, P., Julliand, S., Julliand, V. (2021) Multidimensional Approach for Investigating the Effects of an Antibiotic–Probiotic Combination on the Equine Hindgut Ecosystem and Microbial Fibrolysis. Frontiers in Microbiology, 12: 1-14.

  13. Julliand, V., Grimm, P. (2016) Horse species symposium: The microbiome of the horse hindgut: History and current knowledge. Journal of Animal Science, 94(6): 2262-2274.

  14. Bergman, E.N. (1990) Energy contributions of volatile fatty acids from the gastrointestinal tract in various species. Physiological Reviews, 70(2): 567-590.

Opmerkingen


bottom of page