Steeds meer paarden worden ouder, waardoor de zorg en behandeling van ziektes bij oudere paarden belangrijker wordt. Pituitary Pars Intermedia Dysfunction (PPID), ook wel bekend als Cushing, is de meest voorkomende hormonale ziekte bij oudere paarden. Ongeveer 20 tot 25% van paarden boven de 15 jaar worden gediagnosticeerd met PPID. De aandoening verstoord de aanmaak van hormonen wat voor verschillende gezondheidsproblemen zorgt. Door de toenemende hoeveelheid oudere paarden die gediagnosticeerd worden met PPID is er meer aandacht voor deze ziekte, wordt er meer onderzoek gedaan en hebben steeds meer paardeneigenaren kennis over deze ziekte.
Wat is PPID en hoe ontstaat het?
In de buurt van de hersenen bevinden zich de hypothalamus en hypofyse die belangrijk zijn voor de productie en afgifte van hormonen aan het lichaam. Voor het produceren van sommige hormonen zijn andere componenten nodig die de productie aansturen en zorgen dat het hormoon door het lichaam wordt aangemaakt. Door middel van zenuwen in de hypothalamus wordt de stof dopamine geproduceerd 1. Dopamine reguleert onder andere de productie van het hormoon ACTH en remt de aanmaak van dit hormoon in het pars intermedia van de hypofyse 2. Bij oudere paarden komt het voor dat de hoeveelheid zenuwen in de hypothalamus die voor de productie van dopamine zorgen, afnemen waardoor er dus ook minder dopamine aan wordt gemaakt 1. Hierdoor is er te weinig dopamine beschikbaar om de productie van ACTH te remmen waardoor de hypofyse ongeremd ACTH produceert 3. Paarden met PPID hebben meestal ook een vergrote hypofyse 1. Het hormoon ACTH stuurt de bijnierschors aan tot de productie van cortisol. Cortisol wordt ook wel het stresshormoon genoemd en zorgt ervoor dat glucose in het lichaam vrijkomt waardoor de bloedsuikerspiegel stijgt 4. In situaties waarbij het paard snel moet reageren of vluchten is dit ook nodig. Maar bij ongeremde productie van ACTH is de bloedsuikerspiegel constant verhoogd wat een negatief effect heeft op de gezondheid van het paard.
Symptomen en gezondheidsklachten
Het ontstaan van PPID is niet verbonden aan het geslacht of ras van het paard. Elk paard boven de 15 jaar heeft kans op het ontstaan van PPID 1. Doordat paarden steeds ouder worden en PPID daardoor vaker voorkomt is er meer aandacht voor de ziekte en zijn eigenaren beter bekend met symptomen van PPID.
Er zijn meerdere symptomen die kunnen wijzen op een paard met PPID. Enkele symptomen zijn een abnormale groei van de vacht (bijvoorbeeld krullend haar), verandering van gedrag, afvallen, vermindering van bespiering, (vaak terugkerende) infecties en hiermee een verminderde werking van het immuunsysteem, overmatig zweten, insuline resistentie en hoefbevangenheid 5.
De krullende en abnormale groei van de vacht is een van de meest voorkomende en specifieke symptomen bij paarden met PPID. Een krullende vacht wordt daarom ook gezien door eigenaren als een duidelijk symptoom. Het is echter meestal een symptoom wat zich voordoet in paarden waarbij PPID al verder gevorderd is. In de beginstadia van PPID komt het voor dat paarden geen krullende vacht hebben, maar juist moeilijk uit de wintervacht komen. Dit wordt gezien als een ouderdom kwaal in plaats van een symptoom van PPID waardoor paardeneigenaren dit niet zien als een vroeg symptoom van PPID.
Door de verhoogde bloedsuikerspiegel en de verstoring van de hormoonhuishouding hebben paarden met PPID kans op het ontwikkelen van hoefbevangenheid 1. Hoefbevangenheid is een pijnlijke aandoening waarbij een ontsteking tussen de hoefwand en het hoefbeen ontstaat. Bij ver gevorderde hoefbevangenheid kan het zelfs zo erg zijn dat het hoefbeen loslaat en kantelt in de hoef. Hierdoor is het belangrijk om paarden met hoefbevangenheid boven de leeftijd van 15 jaar te checken voor PPID.
Het is voor paardeneigenaren belangrijk om bij tekenen van PPID de dierenarts in te schakelen zodat het paard kan worden getest en gediagnosticeerd. Hoe eerder PPID wordt gediagnosticeerd, hoe sneller behandeling kan worden gestart.
Diagnose
De diagnose voor PPID wordt gedaan op basis van de symptomen en een bloedonderzoek waarbij na bloedafname wordt gekeken of de concentratie ACTH verhoogd is in het bloed van het paard 5. Dit wordt gedaan omdat bij paarden met PPID er dus overmatig veel ACTH wordt geproduceerd wat terug te zien is in het bloed van het paard. Op basis van het bloedonderzoek en de symptomen kan een diagnose worden gesteld en de behandeling voor PPID worden gestart.
Omdat paarden met PPID een verhoogd risico hebben op het ontwikkelen van hoefbevangenheid kan daarnaast de glucoseconcentratie en insulineconcentratie in het bloed gemeten worden om te zien of de bloedsuikerspiegel uit balans is, wat zorgt voor het verhoogde risico van het ontstaan van hoefbevangenheid 6.
Behandeling
Door middel van studies is er steeds meer informatie beschikbaar over PPID. Er is alleen nog geen behandeling voor genezing van PPID. Door middel van behandeling met medicatie kunnen symptomen wel verminderen en bij diagnose in een vroeg stadium ervoor zorgen dat het paard geen last krijgt van verdere symptomen. De medicatie die gebruikt wordt bevat de stof pergolide wat de functie van dopamine overneemt 7. Omdat de dopamine aanmaak bij paarden met PPID afneemt zorgt deze stof er dus, in plaats van dopamine, voor dat de aanmaak van hormonen wordt geremd waardoor er geen overmatige productie van hormonen meer plaats vindt 1. Dit zorgt ervoor dat ziekteverschijnselen verminderen.
Voeding en Supplementen
Ter ondersteuning van de gezondheid van het paard en aanvullend aan de behandeling is het belangrijk dat het management van een paard met PPID wordt aangepast. De juiste voeding speelt bijvoorbeeld een rol in het managen van paarden met PPID.
Om een passend rantsoen voor het paard op te stellen wordt er eerst gekeken naar de Body Condition Score (BCS) van het paard omdat dit informatie geeft over de conditie van het lichaam en wat er nodig is voor het behouden van een ideale conditie 8. Zoals eerder benoemd is afvallen een van de symptomen van PPID en komt over het algemeen regelmatig voor bij oudere paarden. Daarom is het ook belangrijk om de BCS van oudere paarden, voornamelijk met PPID, met regelmaat te monitoren om te voorkomen dat het paard te snel en te veel afvalt.
Bij paarden met PPID en insuline resistentie ontstaan er vetophopingen op verschillende plekken van het lichaam waardoor het kan lijken alsof het paard een hogere BCS heeft terwijl bijvoorbeeld de ribben toch nog steeds zichtbaar zijn. Dit geeft een scheef beeld en kan ertoe leiden dat eigenaren de BCS niet goed in kunnen schatten waardoor uiteindelijk het voer verkeerd aangepast wordt. Het is daarom goed om de conditie van het gehele lichaam te bekijken en dit mee te nemen in de BCS. Heeft het paard inderdaad insuline resistentie waardoor er vet ophopingen ontstaan is het aan te raden om ervoor te zorgen dat het voer zo min mogelijk suiker en zetmeel bevat. Dit zijn niet-structurele koolhydraten die niet bevorderlijk zijn voor de gezondheid van een paard met PPID en insuline resistentie 9. Ga daarom uit van een hoeveelheid van 1g/kg lichaamsgewicht per maaltijd aan niet structurele koolhydraten. Wanneer je eenmaal de BCS van het paard weet kan je hierop het voer aanpassen en kan je gebruik maken van verschillende voersoorten om het paard te voorzien van een gebalanceerd en ondersteunend dieet.
Ruwvoer is de basis van het rantsoen en voorziet het paard, door middel van het fermenteren van vezels, van energie. Vezels zijn structurele koolhydraten en daardoor een geschikte bron van energie voor paarden met PPID. Er zijn verschillende soorten ruwvoer zoals hooi, kuilvoer gras etc. De hoeveelheid voedingsstoffen die ruwvoer bevat verschilt per soort en sommige soorten, zoals bijvoorbeeld voorjaarsgras, bevatten veel niet-structurele koolhydraten. Probeer daarom ruwvoer te voeren aan paarden met PPID dat laag is in suikers en zetmeel. Als je twijfelt over de hoeveelheid suikers en zetmeel in ruwvoer, laat dan een analyse uitvoeren 9.
Als het ruwvoer onvoldoende energie bevat voor het paard kan het rantsoen aangevuld worden met Lijnzaadolie. Deze olie bevat een ideale balans tussen omega 3 en 6 vetzuren en voegt geen extra suiker en zetmeel aan het rantsoen toe. Door de vetzuren biedt Lijnzaadolie het paard een langdurige bron van energie en ondersteunt het, het onderhouden van het lichaamsgewicht.
Omdat ruwvoer vaak te weinig vitaminen en mineralen bevat om te voldoen aan de behoeften van het paard, is het aan te raden om het rantsoen aan te vullen met een balander of vitaminen en mineralen supplement. Maar bekijk vóór aanschaf van een balancer of supplement hoeveel suiker en zetmeel het product bevat en vermijd producten met een hoge hoeveelheid suiker en zetmeel.
Een van de symptomen van PPID is het verliezen van spiermassa. Voor het behoud van spieren zijn eiwitten uit het voer nodig in combinatie met beweging. Echter is niet voor ieder ouder paard met PPID training of beweging mogelijk. Toch is het aan te raden om ervoor te zorgen dat het paard kan bewegen waardoor spieren worden getraind en opgebouwd. Dit hoeft uiteraard geen zware training te zijn, maar zoek naar een manier van beweging en training wat voor jouw paard haalbaar is. Daarnaast komt het voor dat ruwvoer onvoldoende eiwitten bevat om het lichaam van genoeg eiwitten te voorzien. Als dit het geval is kan het rantsoen worden gesupplementeerd met een supplement dat eiwitten en aminozuren bevat ter ondersteuning van de spieren van het paard.
Paarden met PPID die last hebben van overmatig zweten kunnen baat hebben bij het supplementeren van elektrolyten die verloren gaan als het paard zweet 9. Voornamelijk wanneer het paard beweegt en veel zweet heeft het zin om de verliezen aan te vullen door middel van een supplement.
Omdat paarden met PPID vatbaarder zijn voor infecties en dit een effect heeft op de werking van het immuunsysteem, wordt het aangeraden om supplementen aan het rantsoen toe te voegen die de weerstand ondersteunen 9.
Kortom, is het belangrijk om bij symptomen van PPID zo snel mogelijk actie te ondernemen zodat een behandeling gestart kan worden. Naast behandeling door middel van medicatie biedt goede voeding ook de nodige ondersteuning. Schakel daarom bij twijfel een nutritionist in die je van advies kan voorzien en hulp kan bieden bij het opstellen van een passend rantsoen.
Referenties
Kirkwood, C.N., Hughes, K.J., Stewart, A.J. (2022) Pituitary Pars Intermedia Dysfunction (PPID) in Horses. Veterinary Sciences, 9(556):1-22.
Kirkwood, C.N., Hughes, K.J., Stewart, A.J. (2022) Prospective Case Series of Clinical Signs and Adrenocorticotrophin (ACTH) Concentrations in Seven Horses Transitioning to Pituitary Pars Intermedia Dysfunction (PPID). Veterinary Sciences, 9(572):1-21.
McGowan, T.W., Pinchbeck, G.P., McGowan, C.M. (2012) Prevalence, risk factors and clinical signs predictive for equine pituitary pars intermedia dysfunction in aged horses. Equine Veterinary Journal, 45(1):74-79.
Spelta, C.W. (2015) Equine Pituitary Pars Intermedia Dysfunction: Current Perspectives on Diagnosis and Management. Veterinary Medicine: Research and Reports, 6:293-300.
Stewart, A.J., Ireland, J.L., Durham, A.E., McGowan, C.M. (2023) Diagnosis of equine pituitary pars intermedia dysfunction. The Veterinary Journal, 300-302:1-6.
Bertin, F.R., De Laat, M.A. (2017) The diagnosis of equine insulin dysregulation. Equine Veterinary Journal, 49(5):570-576.
Miller, A.B., Loynachan, A.T., Bush, H.M., Hart, K.A., Barker, V.D., Campana - Emard, A.G., Grubbs, S.T., Adams, A.A. (2021) Effects of pituitary pars intermedia dysfunction and Prascend (pergolide tablets) treatment on endocrine and immune function in horses. Domestic Animal Endocrinology, 74:1-21.
Hart, K., Durham, A., Frank, N., McGowan, C., Schott, H., Stewart, A. (2021) Recommendations for the Diagnosis and Treatment of Pituitary Pars Intermedia Dysfunction (PPID). Equine Endocrinology Group, 1-13.
Galinelli, N.C., Bailey, S.R., Bamford, N.J., Harris, P.A. (2023) Nutritional considerations for the management of equine pituitary pars intermedia dysfunction. Equine Veterinary Education, 35:33-44.
Comments